Kerstfeuilleton 2022

Deel 1 – Taekes beam

Hindrik klautert over een dikke tak. Zodra hij weer stevig staat, steekt hij zijn handen terug in de diepe zakken van zijn overall. Het is stevig koud zo vroeg in de ochtend. De wind is weliswaar wat gaan liggen, maar het waait hard genoeg om door z’n muts heen te komen op zijn al wat kalende kruin. Misnoegd schopt hij achteloos tegen de dikke stam van de oude fijnspar die afgelopen nacht is omgegaan. De stormwind rukte aan het dak. Sommige koeien loeiden onrustig. Hindrik had de slaap nauwelijks kunnen vatten en werd om de haverklap wakker. Dirkje sliep wel. Totdat Hindrik overeind shoot door een grommend gekraak buiten direct gevolgd door een luide knal.
     “Daar gaat een boom!” had hij gezegd.
     “Je moet de stal controleren, lieve.” Dirkje was met hem overeind gekomen, had het licht op het nachtkastje aangeknipt en keek hem verontrust aan. De hond in de keuken blafte als een dolle.
    “Dat was ik krekt van plan nu te doen.”

Samen met Femke, de stabij, was hij richting de stal gelopen. In het donker had Hindrik zo gauw niets gezien. De stal was in orde. Hij was even binnen geweest en had een enkele koe over de neus gewreven.
     “Het is goed, meid.” mompelde hij. “Het is goed.” Femke bleef kennelijk liever in de stal achter de rest van de nacht. Hindrik liep rap terug naar de boerderij. Hij tuurde in de duisternis van het erf, maar zag niets bijzonders.

In de ochtend bleek dat de oude fijnspar op de hoek van het erf het had begeven. De stam was op zo’n twee meter hoogte versplinterd, het bleke hout prijsgevend dat in decennia tot prijzenswaardige omtrek was gegroeid. De boom was ooit een kerstboom met kluit geweest, die door zijn vader na Driekoningen in die hoek van het erf was gepoot. Ze hadden niet gedacht dat die boom het ooit zou redden in de vette klei, maar hij sloeg aan en groeide wat vertraagd maar gestaag uit tot een majesteitelijke spar van zeker vijfentwintig, misschien wel dertig meter hoog. Hij was bij helder weer vanuit verschillende dorpen in de omgeving herkenbaar. Taekes beam werd synoniem voor hun boerderij.

Nu was de spar geweest. De hoofdstam lag over de sloot om het erf en juist op het fietspad. Hij had twee jongere elzen meegenomen in zijn val. Die beide bomen waren domweg versplinterd onder het gewicht van de machtige spar. Het was een ravage. Hindrik steekt zijn handen nog weer wat dieper in zijn zakken en schopt uit onmacht nog eens tegen de dikke stam. Hij zal eerst de boom van het fietspad trekken. Later kan Pyter hem wel helpen om die boom te verzagen en de takken te versnipperen.

Hindrik klautert terug over de takken van de spar. Het is er glad en zijn grove laarzen krijgen maar moeizaam houvast in de klei die onder water staat. Hij loopt naar de schuur om de trekker te halen en aan de slag te gaan. De koude trekkermotor start gelukkig vlot. Femke loopt al weer op het erf, en gaat richting de gevallen boom. Ze snuffelt er aan en blaft er tegen. Ook Dirkje is inmiddels buiten.
    “Bliksem, dat is jammer.” zegt ze. Taeke was nog maar twee jaren terug komen te overlijden en Hindrik mistte zijn vader nog steeds. Die boom stond welhaast symbool voor zijn vader. Hindrik hield van die boom, die op merkwaardige wijze een markant punt in het platte landschap van de Greidhoeke vormde. Ooit was hij gestopt met de kerkgang. Als iemand het hem vroeg, wees Hindrik op die torende boom.
    “Dit is mijn kerk en God vindt dat prima.”  zei hij dan. En hij knikte dan zelf alvast bevestigend met zijn hoofd. Niemand ging er tegenin. Regelmatig zat Hindrik op een oud, canvas campingstoeltje bij de boom. In gedachten verzonken. Een sigaar rokend. Of viool spelend. In de zon. Of in de schaduw wanneer het te warm was om in de zon te zitten. Dirkje en de kinderen wisten al vroeg dat zij hem beter met rust konden laten als hij daar zat. Al vond Hindrik het goed als Pyter er een stoel bij trok en er ook kwam zitten. Zwijgend. Bij Taekes boom heeft Pyter het sigaarroken geleerd.

Hindrik knikt naar Dirkje.
    “Spijtig, nou?” Hij rijdt de trekker naar de boom. Vanuit de schuur heeft hij stevige spanbanden en een zware ketting meegenomen. Met een takkenzaag maakt hij ruimte vrij aan de stam om die te kunnen bevestigen. De plaats is ruim genoeg om de boom in een keer van het fietspad, over de sloot en terug op het erf te trekken. De zware spar botst tegen de rest van de stam die nog staat en rolt steeds wat om, met krakend geluid van de afknappende takken rondom. Femke blaft tegen elke afgebroken tak en sleept er mee, speels en om de baas te helpen.

Pyter komt het erf opgereden. Hij laat de auto op de toerit staan en komt met grote, versnelde passen aanlopen. Grote ogen staren naar de ravage.
     “Goeie, Heit! Mem!” roept hij over het lawaai van de trekker heen. “Wat is hier gebeurd?” Dirkje verstaat hem niet, maar begrijpt de vragende blik van haar zoon meteen.
     “De storm, jongen.” roept ze terug. Hindrik heeft Pyter nu ook opgemerkt en hij stopt het werk een ogenblik. Hij komt van de trekker en loopt op zijn zoon toe. De twee pakken elkaar even vast. Dan lopen ze samen naar de kapotte boom. Op identieke wijze steken ze de handen in de zakken op het moment dat ze er zijn. Zwijgend kijken ze samen naar de ravage. Dirkje ziet twee dezelfde ruggen en schouders en nekken. Ze haalt Femke even aan, die tegen haar benen is aan komen zitten.
     “Zullen we eerst even koffie drinken?” vraagt ze. De beide mannen draaien zich om. “Lekker, mem.” zegt Pyter.