Hoofdstuk 6, fragment 1

Maurits schuift zijn bord terzijde. Hij heeft plichtmatig wat gegeten, maar hij heeft geen honger en zijn smaak is verloren gegaan in de zorgen die hij zich maakt over zijn beste vriend. Nu komt daar definitief nog een andere zorg bovenop. Zijn blik gaat nog eens over de brief die dichtgevouwen naast zijn bord op tafel ligt. Hij pakt hem op en klapt hem met één felle handbeweging terug open, alsof de boodschap daarmee een andere kan worden.

“De flat wordt blijkens de resultaten van ons onderzoek, rechtmatig bewoond. Derhalve hadden wij hem nooit aan u mogen aanbieden. Wij herroepen hierbij het aanbod van deze woning. Onze excuses voor eventueel veroorzaakt ongemak.”

Hij zet zijn bord op de vloer en Boaz komt laagkwispelend aangesukkeld om de pap op te eten. Gedachtenloos luistert Maurits enige tijd naar het gelik en gesmak van zijn hond terwijl hij met één hand door de vacht op de schouders van het dier kroelt. Boaz verdwijnt weer onder zijn hand vandaan, zodra hij het bord leeg heeft. Maurits laat zijn hand enige tijd hangen voor hij hem in zijn schoot trekt, alsof het hem volkomen ontgaat dat Boaz is weggelopen van het inmiddels lege bord. De hond staat voor de buitendeur en kijkt van Maurits naar zijn riem en terug. Verwachtingsvol. Tong uit de bek. Maar als er niets gebeurt, zakt z’n staart weg en geeft hij het op. Hij loopt terug naar het bed, springt er op en draait zich in. Hij zucht hoorbaar.Na een paar minuten van volkomen stilte strijkt Maurits met zijn hand door zijn haar. Hij legt de brief weer op tafel, open deze keer, en hij ruimt de etensrommel weg. De afwas komt wel, schuift hij langs het keukenblok, en hij pakt de hondenriem. Boaz veert op, rent op hem toe, en danst voor zijn voeten.

“Sta stil, pup. Zo krijg ik je tuig niet om.”